De Tijd 1 februari 1973
Boeiende tekeningen van Youssef
Youssef is egyptenaar.Hij zegt dat hij maar toevallig in Egypte geboren is. Hij bedoelt, het had net zo goed overal elders kunnen zijn. Het is toch wel een relevante opmerking. Al heel jong begon hij te tekenen en te schilderen terwijl hij steeds meer met z'n gezicht naar europa zat gekeerd, op de een op andere manier al vermoedend dat hij alleen in zijn werk de juiste vrijheid zou kunnen vinden.
Maar voordat je zo iets ondekt, heb je de praktische situaties van je af te schudden, moet je weg gaan en terugkomen om te vergelijken en doe je van allees om enerzijds nog te voldoen aan het verwachtingspatroon dat zeker in zijn geboorteland sterk historisch is bepaald en om anderzijds je voorgoed los te weken van die conditties, zodat je eindelijk aan het eigenlijke werk kan beginnen.
Youssef heeft van alles gedaan; de beeldende kunst bleef. Je zou kunnen zeggen dat hij in versneld tempo een belangrijk brok beeldende kunstgeschiedenis als hindernis heeft genomen. Hij volgde een opleiding aan de Hochkunstschule in Aken, met accenten op schilderkunst en architectuur, en vestigde zich in '69 in Amsterdam, waar hij directe aansluitingen vond bij een vorm van op-art, die (onbewust voor hem) verrassende relaties heeft met het constructivisme, zoals dat ruimtelijk verwezenlijkt is door bijvoorbeeld de Russische kunstenaar Maum Gabo.
De sterke descipline, die hij zich oplegt, lijkt een logisch gevolg te zijn van het soort grafiek, dat hij maakt. Globaal kan deze worden ondergebracht bij de op-art. Maar er is naar mijn mening meer. Er zijn verschillende aspecten in dit werk, die gezamenlijk het zo apart en eigenzinnig doen zien. Het optische bedrog, via zuiver mathematische middelen ontstaan, van rechte naar gebogen lijnen tot aan de heel zuiver getrokken cirklr, is een van die aspecten; verbreding en versmalling, arcering en suggestie van bol, vlak en terugwijking een ander aspect, dat de beweging op gang brengt en de ruimtelijkheid oproept, die er suggestief is en waarnaar genoemde Naum Gabo jaren experimenterend zocht, door dit soort grafieken driedimensionaal te vertalen
Youssef blijft binnen het platte vlak en bouwt een subtiel ritme op dat effectief is op de reflectie van het menselijk oog. Weer een ander aspect is dat zo'n blad een logische mise-en-scène laat zien, die even overdacht is als de compositie-opvattingen van de barok. Een belangrijk punt is de beperking van zwart-wit, hetgeen geestelijk luie kijkers niet bevallen zal. Maar Youssef wil elke besmette en traditionele gevoelsoverdracht krachtig in de hand houden en hij dwingt de kijker als het ware zelf te kiezen op welke afstand deze zijn bladen wil zien en ondergaan.
Frans Duister